In de bossen en de valleien rond het huidige militaire oefenterrein werd vroeger natuurlijk ook gejaagd. Tijdens een van deze jachtpartijen achtervolgden drie jagers eens een haas, maar deze wist telkens weer aan hen te ontsnappen. Terwijl twee van de jagers snel opgaven, achtervolgde de derde de haas hardnekkig en verdween in het drassige struikgewas, om nooit meer gezien te worden. Volgens de legende bleef hij echter als geest door de vennen zwerven en verscheen hij van tijd tot tijd weer in het gebied van de Lützevenn. De ontmoetingen met hem waren soms vredig en soms beangstigend. Het Lützevenn mannetje, zoals hij werd genoemd, voegde zich eens bij de houthakkers bij het vuur, warmde zich, sprak een paar woorden en verdween weer. Andere mensen, vooral diegene die hem bespotten, werden door het Lützevenn mannetje slecht behandeld. Hij greep ze bij de nek en tilde ze in de lucht. Menigeen zou grijze haren hebben gekregen van zo’n ontmoeting. Vroeger vertelden de mensen in de dorpen vele verhalen over de kleine spookman. En ze geloofden vast dat de Lützevenn mannetjes echt bestonden.