Klimaat en landschap
Met ongeveer 200 dagen neerslag en 150 dagen mist per jaar is het op de Hoge Venen overwegend somber en vochtig. Zelfs de zomer is koel en nat. De winters zijn hier lang en bar, soms zelfs Siberisch koud. De meteo telt gemiddeld 98 vorstdagen en rond 40 dagen sneeuwbedekking. Vriesnachten van -20°C zijn geen uitzondering. De eerste vorst treedt doorgaans al in vóór eind oktober, de laatste vorst wordt geregistreerd rond eind mei.
De eerste sneeuw valt gemiddeld al in november, terwijl. Met een gemiddelde jaartemperatuur van amper 7,5°C zijn juni-juli-augustus de enige vorstvrije maanden.
Uniek in de noordelijk gelegen landen
Het landschap in de Hoge Venen bestaat uit heide en hoogvenen. Hoogvenen zijn een biotoop die we normaal in meer noordelijker gelegen landen of op hogere hoogten aantreffen. Het koude klimaat, de uitzonderlijke vochtigheid, en de samenstelling van de grond vormen de grondslag voor het ontwikkelen en voortbestaan van deze ongewone flora en fauna in onze regio.
Twee natuurlijke fenomenen verklaren het bestaan van dit ecosysteem in België. Het hoogplateau is het eerste obstakel dat de door de dominante Atlantische wind aangevoerde wolken ontmoeten. Dit resulteert in een uitzonderlijke en overvloedige neerslag van meer dan 1400 mm per jaar en m2. Langs de andere kant bestaat de ondergrond uit rotsen en weinig doorlatende klei die het insijpelen van het vele regenwater in de ondergrond verhinderen. Deze condities begunstigen de ontwikkeling van vochtige middens zoals moerassige laagvenen en hoogvenen.
Een door de mens gewijzigd landschap
Ongeveer 2000 jaar geleden was het grootste gedeelte van het hoog plateau bedekt met een woud dat overwegend bestond uit loofbomen (beuken, olmen, berken, eiken, ...). Hier en daar verspreid trof men in het woud ook hoogvenen aan.
Vanaf de middeleeuwen begon de mens met de ontginning van het woud en wijzigde hij het landschap ingrijpend. Kaalkap, begrazing, akkerbouw en veenwinning schepten beetje per beetje een open landschap. In de 19de eeuw veroorzaakte het aanplanten van fijnsparren een omwenteling van jewelste. In de 20ste eeuw voerde het toerisme dan weer een totaal nieuwe en ingrijpende exploitatievorm in op het hoogplateau.
Beken, rivieren, stuwdammen
Het hemelwater dat op het dak van België valt en later weer uit de turfbodem sijpelt, wordt verzameld in kleine beekjes. Naarmate die samenvloeien en aanzwellen als ze de flanken van het hoogplateau afdalen, ontstaan echte bergbeken. In verschillende windrichtingen banen Helle (Hill), Soor, Roer (Rur), Bayehon, Trôs Marets, Holzwarche en Warche, Eau Rouge, Polleur en Hoëgne, Statte en Sawé, Gileppe, Getzbach, Vesder (Weser), Eschbach, Steinbach, Jansbach en Olef(bach) en hun zijbeekjes zich soms rustig, soms onstuimig klaterend een weg door de venen en uitgestrekte bossen, naar de omliggende dalen. De woeste valleien met hun glasheldere bergbeken zijn vaak oogverblindend mooi.
Onderweg wordt al dat veenwater zoveel mogelijk opgevangen in vijf grote stuwmeren, waarvan vier op Belgische bodem. De oudste en bekendste stuwdam in de Hoge Venen is die van de Gileppe. De bouw werd voltooid in 1875. Een kolossale stenen leeuw, die wel 130 ton weegt en 13,5 meter hoog is, maakt de stuwdam nog indrukwekkender. Aanvankelijk zou het water uit het meer vooral gebruikt worden voor de Vervierse textielindustrie. Die had maar liefst 40 miljoen liter water per dag nodig. Daarnaast hebben ook de Vesder (in Eupen) en de Warche (in Bütgenbach en Robertville) hun eigen stuwmeren. Vandaag leveren de stuwmeren van de Hoge Venen drinkwater voor meer dan een miljoen mensen en een stukje groene elektriciteit.
De flora
Hier vindt men zeldzame soorten die de venen en vochtige zones bevolken, zoals beenbreek, wolgras, heide, lavendelheide, zevenster, kleine veenbes.
De hoogvenen
De hoogvenen zijn ecosystemen waar veen gevormd wordt. Veen is organisch materiaal dat niet volledig verteerd is. Als hoogvenen zich willlen ontwikkelen moet het geheel van wateraanvoer (wegsijpelend hellingwater, regen, sneeuw, grondwater) steeds hoger zijn dan het geheel van de waterverliezen (afvoer, verdamping, transpiratie door de planten). Een andere noodzakelijke eis is dat het water zwak moet stromen of stilstaan (stagnerend water).
Reuzenspons
Overal in de Hoge Venen zie je dikke groene veenmoskussens. Veenmos is een kleine, primitieve sporenplant die in natte, voedselarme omstandigheden leeft. Veenmos groeit aan de bovenkant aan, terwijl het aan de onderkant afsterft. Zo ontstaat er na verloop van tijd een dikke laag dood plantenmateriaal die ‘veen’ wordt genoemd.
Het veenmos slorpt als een reuzenspons enorme hoeveelheden water op. Het kan tot 20 keer zijn eigen drooggewicht aan grond- en regenwater opnemen; 100 gram veenmos kan dus tot 2 liter water opzuigen! Daardoor kan sphagnum, zoals veenmos ook wel genoemd wordt, ook prima overleven in tijden van droogte. Niet alleen het levende veenmos, maar ook de onderliggende, afgestorven veenlaag kan grote hoeveelheden water absorberen en vervolgens traag weer afgeven.
Typische veenplanten
Zeer typerende veenplanten zijn veenpluis en eenarig wollegras. Aan het einde van de lente vormen ze witte pluisbolletjes en geven ze een vrolijke toets aan het veen. Begin juli tovert de bloeiende beenbreek een gele gloed rond de vennetjes. Ook de ronde zonnedauw is van de partij. De bladeren van deze plant zijn voorzien van tentakels met daaraan kleverige druppeltjes, die op dauwdruppels lijken. Daarmee lokt de plant insecten in de val, die vervolgens verteerd worden door enzymen die de plant afscheidt. Op de extreem arme bodem zijn de eiwitten uit de onfortuinlijke insecten een welkome aanvulling op het karige menu van de zonnedauw.
Op de droge heide en in het bos kan je drie soorten bosbessen tegenkomen: de rode en de blauwe bosbes, en de rijsbes. Andere botanische pareltjes zijn veenbes, lavendelheide, kraaiheide, klokjesgentiaan en zevenster.
De fauna
Bedreigde venenkip
De Hoge Venen herbergen een schat aan dieren en planten. Eén van de meest delicate soorten is de korhoen; in de Hoge Venen huist de laatste Belgische populatie van deze zeldzame ‘venenkip’. In het voorjaar verzamelen de fel gekleurde hanen zich op arena’s in het veen. In een spectaculair baltsritueel meten ze zich met elkaar en proberen ze de wijfjes voor zich te winnen. Jammer genoeg gaat het echt niet goed met het korhoen. De Hoge Venen staan op het punt deze iconische soort voorgoed te verliezen.
Hervestiging
Een team van de Universiteit van Luik, in samenwerking met Duitse en Nederlandse specialisten, wil de bevolking van de venenkip in de Hoge Venen vergroten. Daarom werden in 2017 tien exemplaren en in het voorjaar van 2018 nog eens 18 dieren uit Zweden in de Hoge Venen uitgezet. Volgens de verantwoordelijken is er hoop dat de venenkippen zich opnieuw in de Hoge Venen zullen vestigen en vermeerderen.
Vogels in de Hoge Venen
Bijzondere broedvogels in deze omgeving zijn onder meer dwerguil, ruigpootuil, havik, rode wouw, middelste bonte specht, sprinkhaanzanger, graspieper, grauwe klauwier, raaf en zwarte ooievaar. Tijdens de jaarlijkse voor- en najaarstrek kan je hier ook grote groepen kraanvogels spotten. Niet zelden overnachten die in het veen. Vaste wintergasten onder de vogels zijn blauwe kiekendief, klapekster, kruisbek, goudvink en barmsijs.
Overal is groot wild aanwezig - edelherten, reeën en everzwijnen – maar de dichtheid is niet zo groot. In de bossen huist de wilde kat en das, en uiteraard is ook de vos nooit ver weg.
Veenvlinders
De Hoge Venen en de beekvalleitjes op de flanken vormen ook het leefgebied van verschillende soorten vlinders. Blauwe en rode vuurvlinder, ringoogparelmoervlinder, purperstreepparelmoervlinder, veenbesparelmoervlinder en zilveren maan zijn zeldzame pareltjes, gebonden aan bijzondere biotopen en héél specifieke waardplanten. Boven de vennetjes jagen 37 soorten libellen op kleinere insecten. De Noordse glazenmaker is één van de zeldzaamste.