De Hoge Venen vormen een unieke biotoop in Europa. De turflaag kan tot acht meter diep gaan. Grote delen van de Hoge Venen lijken op een enorme spons. De toegang is streng geregeld. Waar toegestaan, leiden vlonderpaden en gemarkeerde wegen bezoekers veilig door het natuurlandschap, dat in elk seizoen zijn charmes heeft. In de lente kunt u uw blik laten dwalen over wilde narcissen en bosjes wolgras, in de zomer over plassen waar watervogels hun jongen grootbrengen, in de herfst over roestrode heidevlakken en in de winter over een Siberisch aandoende ijs- en sneeuwvlakte.
Door het barre klimaat met een gemiddelde temperatuur van slechts 6,1 °C groeien hier talrijke zeer zeldzame plantensoorten uit Noord-Europa, de bergstreken en het Atlantisch gebied. Het pijpenstrootje groeit in bosjes. Pitrus wiegt in de wind. Veenbes, lavendelheide en beenbreek bedekken de bodem met een mantel van kruiden.
Het veenlandschap zoals we het nu kennen, is grotendeels onder invloed van de mens ontstaan. Veeteelt, het rooien van bossen en de turfwinning hebben open vlakten gecreëerd. Tot in de Middeleeuwen waren de Hoge Venen voor 90 % met loofbossen bedekt. Vanaf circa 1840 werden veel heidevlakken met sparren beplant.
Om het overgebleven hoogveen en haar fauna en flora te beschermen, is een gebied van 4500 hectare sinds 1957 erkend als beschermd natuur¬gebied. De gevoeligste zones zijn volledig ontoegankelijk. Andere zijn alleen toegankelijk onder begeleiding van een erkende wandelgids.