De Cwarmê van Malmedy
Met de "Cwarmê" wordt de carnavalsperiode bedoeld, die voorafgaat aan de vastentijd. De "Cwarmê" loopt over vier dagen vanaf zaterdag tot en met vastenavond. Na deze dagen van volksvreugde met hun eigen Waalse uitdrukking "grantès haguètes" volgen vier donderdagen, die niet alleen als "vette donderdagen" maar ook als "p'titès haguètes" bekend staan. Het woord "haguètes" betekend masker en verwijst naar een vermomming.
Tekst: Ostbelgien.eu Foto‘s: ostbelgien.eu
Op carnavalszaterdag opent de "Grosse Police" de festiviteiten en draagt de burgermeester zijn macht over aan de "Trouv'lê".
Zondag vormt de grote stoet het hoogtepunt van het straatcarnaval, waarbij men 1500 gemaskerden kan bewonderen, die de typische maskers en kostuums van het Waalse carnaval dragen. Ook de kijklustigen betrekt men regelmatig actief bij het gebeuren. Maandag - de dag van de rollenspelen - is vooral voor de Malmédiens bestemd. Op vette dinsdag luidt het verbranden van de "Haguète" dan het einde van de feestelijkheden in.
Opmerkelijk is het feit dat alle activiteiten van het Cwarmê-carnaval in een gezapig Waals doorgaan, een taal waarmee de Malmédiens zich verbonden voelen maar die de buitenstaanders niet zal ontmoedigen deel te nemen.
De traditionele maskers in Cwarmé
Lu Trouv’lê
Wethouder gedurende de 4 dagen durende carnavalsperiode.
Zijn kleren zijn rood (symbool voor vuur) en hij draagt een hoge hoed speciaal voor de overdrachtsceremonie; hij ontvangt de "panûle" (graanschep voor brouwers) uit handen van de burgemeester tijdens een officiële receptie op zaterdagmiddag.
Lu Grosse Police
De dikke politie kondigt het begin van de carnavalsperiode aan en de in voege zijnde wetten.
Vroeger werden de CWARMÊ en het politiedecreet afgekondigd door de trommelaar van de wacht. In 1920 verscheen voor het eerst de karikatuur die in de volksmond "GROSSE POLICE" (grote politie) werd genoemd; de festiviteiten werden aangekondigd met een bel - "le clabot"; de bel deed tot in de jaren 1950 dienst als omroeper.
Lu Haguète
Het kostuum van de "Haguète" is gemaakt van fluweel met satijnen en gouden versieringen, franjes hangen aan het masker, de mouwen en de broek, grote kleurrijke struisvogelveren sieren de hoed, enz.
De « Haguète » is uitgerust met een « hape-tchâr » (happe-chair) waarmee toeschouwers bij de enkel genomen worden en op de knieën gedwongen worden. De “Haguète” eist “excuses”. De toeschouwer moet dan in het Waals antwoorden : « Pardon, Haguète, à l’ cawe do ramon, dju nu l’ f’rès jamês pus ! »
Lu Sotê
De legendarische kabouters die in de grotten van Bévercé nabij Malmedy woonden. Deze dwergen hielpen de inwoners van Malmedy in ruil voor wat eten.
De "Sotê" dwaalt door de straten tijdens de carnavalsdagen en plaagt toeschouwers met zijn lange armen. Deze oude figuur werd voor het eerst genoemd in documenten in het midden van de 18e eeuw.
Lu Pièrot
De "Pièrot" in de Malmedy Cwarmê is altijd gekleed in het wit met zwarte knoppen en een witte punthoed met dezelfde zwarte knoppen.
De "Pièrot" deelt sinaasappels en noten uit, die op een kar worden gedragen. Als zijn zakken leeg zijn, valt hij op de grond. De kinderen slepen hem dan naar de kar waar de goederen zijn opgeslagen en zingen: "Pove Pièrot qui n'a pus dès djèyes!" (Arme Pièrot heeft geen nootjes meer!)
Lu Long-Né
De "lange neuzen" dragen een stofmuts, een masker met een erg lange neus, een blauwe kiel met een rode sjaal en een witte broek. Uit hun mondhoek hangt een kleipijp. Achter dit masker zijn ze volledig onherkenbaar.
De « Langneuzen » lopen in rijtjes van 6 of 7 rond. Ze kiezen uit de toeschouwers een slachtoffer uit en immiteren het slachtoffer tot wanneer deze persoon een rondje betaalt aan de hele groep. Als de Langneuzen niet in staat zijn hun slachtoffer na te doen, dan is het slachtoffer bevrijd zonder een rondje te moeten betalen.
Lu Boldjî
De "Boldjî" (bakker) is helemaal in het wit gekleed met een stijve bakkersmuts, een dikke buik en grote wangen. Zijn kleren zijn gevoerd met harde krakelingen.
Le bakker houdt een grote ronde houden bakkersschep vast waarmee hij het achterste van de vrouwen « weegt ». Hij zegt er iets in het Waals bij « von’là onk k’ èst bin cût, on bin lèvé !…! » (voilà zie, da’s gogebakken en goe opgekomen).